Diagnostiek

De kinderarts of internist stelt de diagnose op basis van klinische, radiologische en biochemische bevindingen. De diagnose wordt zo mogelijk bevestigd met moleculair genetisch onderzoek van het PHEX-gen, of bepaling van de fibroblast groeifactor 23 (FGF 23) voorafgaand aan medicamenteuze behandeling. Het advies is om bij een atypische klinische presentatie en/of negatieve genetische analyse te verwijzen naar een expertisecentrum.

Differentiaaldiagnose

In ongeveer 80% van alle gevallen van erfelijke hypofosfatemische rachitis betreft het XLH. Andere varianten hebben vergelijkbare, maar geen identieke klinische en radiologische kenmerken. Het is belangrijk andere oorzaken te overwegen bij:

  • patiënten met een negatieve familieanamnese
  • man op man overerving
  • ongebruikelijke klinische presentatie, zoals:
    • symptomen die pas na het tweede levensjaar ontstaan
    • acidose
    • glucosurie
    • aminoacidurie
    • laag moleculaire proteïnurie
    • lage fosfaatwaarden in de urine
    • hypercalciurie voor aanvang behandeling
    • hoog 1,25 dihydroxyvitamine D

Follow-up na diagnose

Follow-up onderzoek van veel voorkomende en zeldzame complicaties van XLH

Initiële evaluatie

Leeftijd van de patiënt

< 5 jaar

5-18 jaar

> 18 jaar

Klinisch onderzoek

 

 

 

  • Groeidiagram

  • Tekenen van rachitis en/of afwijkingen van de benen

  • intermalleolaire and intercondyllaire afstand meten

  • Hoofdomtrek en vorm van de schedel

n.v.t.

  • Neurologische symptomen (door craniosynostose of spinale stenose)

  • Gehooronderzoek

n.v.t.

  • Onderzoek gebit en mondholte

>3 jaar

  • Musculoskeletale functie, looppatroon

n.v.t.

n.v.t.

Laboratoriumonderzoek

 

 

 

  • Serum: calcium, fosfaat, creatinine

  • Urine: calcium, fosfaat, creatinine

  • TmP/GFR

  • Geschatte GFR

  • 25(OH) vitamine D

  • 1,25 (OH)2 vitamine D

  • PTH

  • Alkalisch fosfatase (kinderen) en Bot-Alkalisch fosfatase (volwassenen)

  • Intacte FGF23 bij negatieve familieanamnese

Beeldvormend onderzoek

 

 

 

  • Röntgenopname van pols en/of knie en/of enkel (i.v.m. rachitis)

n.v.t.

  • Gestandaardiseerde, goed gepositioneerde, staande anterior-posterior opname van de benen

  • Orthopantomogram (OPT)

n.v.t.

  • MRI-hersenen bij neurologische symptomen

  • Nier ultrasonografie (nierverkalking)

Bron: Evidence-based guideline Clinical practice recommendations for the diagnosis and management of X-linked hypophosphataemia. Haffner et al. 2019

Meer informatie over de XLH Vereniging Nederland?
Ga naar de website